Nattigheid
Om tien uur ‘s morgens
stapten Derek en Yasamine in de auto en gingen op weg naar Montferland. Johanna
had haar adresgegevens naar hen gemaild en Yasamine had ze die ochtend ingetikt
in haar iPhone en de route vervolgens bekeken. De Tomtom had het de dag ervoor
begeven, precies op het moment dat ze hem zo nodig hadden.
'Dat is geen goed voorteken,' zei
Yasamine, die er al haar leven lang een huis-, tuin- en keukenbijgeloof op
nahield.
Na Utrecht en Arnhem volgden ze de
richting Doetinchem en namen de afslag Didam. Yasamine kreeg het steeds benauwder.
'Waar komen we in hemelsnaam terecht,
Derek,' vroeg ze, 'in welke godvergeten
uithoek van Nederland.'
Ze hield niet van het platteland en
nog minder van uithoeken waar volgens haar geen donder te beleven viel. Die
vrouwen daar! Ze haatte vrouwen die eruit zagen als volgepropte leverworsten,
vaalgrijze gezichten hadden en bruine kringen onder de ogen en gekleed gingen in
driekwart lichtblauwe polyester regenjas met een idem knoopceintuurtje, waarin ze
vooral nooit wilden opvallen. Zo oersaai en typisch Nederlands! Ze gruwde van
dit soort beelden.
'Doe nou eens rustig, Mina, maak eens een beetje ruimte in je hoofd voor andere denkbeelden. Niet
iedereen wil of kan leven zoals jij. Je bent altijd zo vooringenomen.'
Hij had een sigaret opgestoken en
keek uit het autoraam.
'Wat heeft dat kind eigenlijk
bezield,' vroeg ze na een korte stilte, 'als jij het begrijpt, ik begrijp er
nog steeds helemaal niets van.'
Derek keek naar buiten. Voor zijn
ogen trokken bonte kleurschakeringen voorbij, kleurnuances die hij zo zou
kunnen gebruiken in een ontwerp voor nieuwe tapijten. De zon belichtte de
toppen van de hoge dennenbomen. Het was stil op de weg, zo uitgestorven als het
hier was had hij het in tijden niet meegemaakt.
'Kijk eens om je heen, Yasamine, wat
een prachtige natuur. Heerlijk om hier te rijden, wat een rust vergeleken bij
ons in Rotterdam.'
'Je wordt oud, Derek,' zei ze,
terwijl ze in de autospiegel haar lippen bijwerkte met een zachtroze lipstick.
'Laat ik je dit zeggen, liever met een hoofddoek in Tabriz dan met een
permanentje in Zeddam. Ik hou van elegantie, Derek, van schoonheid, van
prachtige stoffen en gracieuze gewaden. Mijn god, zo’n verschrikkelijke
truttige kleding die de vrouwen hier vaak dragen. Weet je nog toen we naar
Maria werden gebracht door die grijze muis die ons uit het kerkje in Dordrecht
ophaalde en ons naar, hoe heette dat gat nou schat, bracht. Ik wist niet dat
dat soort vrouwen bestond. De hele autorit heb ik naar haar moeten kijken.'
Derek doofde zijn sigaret in het
asbakje op het dashboard.
'Iets met een M,' zei Derek, 'maar ik
weet het niet meer, ik moest het van jou vergeten.'
Yasamine stak een sigaret op.
'Ach
onzin, jij hebt een geheugen als een zeef. Je kon het een paar jaar geleden
niet eens meer terugvinden op de kaart. Maar gelukkig viel die Maria mee, die
had wel iets, vond je niet?'
'Ja, Maria was een aantrekkelijke
vrouw.'
'Aantrekkelijk?' zei Yasamine. Ze
zwaaide met haar rode nagels in de lucht alsof ze dat domme idee weg wilde
wapperen.
‘Ze was boers, Derek, maar ze had
iets krachtigs en levendigs, dat maakte haar mooi.'
'Je hebt gelijk, Mina. Ik moet nu
even opletten, we moeten hier ergens afslaan en een zijweggetje in.'
Hij stopte aan de kant van de weg. Ze
keken op de iPhone van Yasamine.
'Ik zie alleen maar van die verdomde
sparren om me heen,' zei ze.
'Maria aantrekkelijk,' mompelde
Yasamine nog hoofdschuddend toen Derek weer optrok.
Na nog wat gekibbel vonden ze
uiteindelijk de juiste weg en draaiden ze na tien minuten het pad van De
Spickelaer op.
'Oh, wel een prachtig huis,' zei
Yasamine, 'maar ik hoor honden.'
'Die zitten binnen,' zei Derek.
Op haar hoge hakken trippelde ze aan
de zij van Derek naar de voordeur van het appartement van Johanna. Ze stond al
in de deuropening te wachten.
'Kindje, kindje, hoe heb je dit uit kunnen kiezen. Wat
een reis.'
Ze kuste, stapte naar binnen en liep
langzaam door alle vertrekken.
'Wel een mooi appartement, hoor. Leuke
frisse kleurstellingen, beetje design, hoog Ikeagehalte, maar goed, dat is
begrijpelijk. Je weet als eigenaar natuurlijk niet van tevoren hoe de mensen
met je spullen zullen omgaan. Waarom heb je trouwens geen kleed voor op die
kale tegels aan ons gevraagd. Nou, ja.' Ze
schudde met haar hoofd.
'Oh, je hebt ook een eigen terrasje.
Dat is heerlijk in het voorjaar en de zomer. Wat vind jij ervan, Derek?'
'Een hele mooie ruimte, groter dan ik
dacht. Leuke slaapkamer en zelfs een piano. Ik kan me voorstellen dat je je
hier erg prettig voelt. Je bent altijd al een kind van de natuur en het
buitenleven geweest.'
'Ik
heb appeltaart voor jullie gebakken,' zei
Johanna, ' van appels uit mijn eigen tuin.'
Haar ouders namen
plaats op de bank. Haar vader strekte zijn rug, haar moeder nestelde zich schuivend
in de kussens. Johanna sneed forse punten van de taart en legde ze op
schoteltjes.
'Wat een heerlijke
rust hier,' zei haar vader en nam een grote hap van de appeltaart.
'Lekker hoor,' zei
haar moeder met een volle mond.
'Zullen we zometeen
nog even de tuin bekijken?' vroeg Johanna.
'Kan dat dan met
deze schoenen?' vroeg haar moeder, ze strekte haar benen en toonde de
onberispelijke glimmende pumps aan haar dochter.
'Ik heb wel een
paar extra laarzen in de hal staan.'
Als door een wesp
gestoken, vroeg haar moeder 'Rubberlaarzen?'
Johanna keek haar
met een niet mis te verstane blik aan.
'Het is goed, kindje,' zei haar moeder ‘ik hoop dat ze niet te groot
zijn’.
Cilja Zuyderwyk